“Wat zit er in vredesnaam in die vuilniszak?”
Ik loop trappen af in het huis van mijn dochter. Die woont in Amsterdam. Tweehoog. En dat is in een oude Amsterdamse woning twee keer zo hoog als de nok van ons negentiende-eeuwse boerderijtje. Ik kom altijd licht buiten adem boven. Nu dalen we. Dat is minder zwaar. Behalve als dochter bedenkt dat we dan meteen even afval kunnen lozen in de container om de hoek. Dus zij twee vuilniszakken en ik eentje. Afdalen maar.

“Flessen,” zegt ze.
“Flessen?!”
“Er is hier geen glasbak.”
“Geen glasbak?”
“Toe nou maar, mam.” Ik krijg een zetje en een uitleg hoe dat werkt in de grote stad. Je mikt alles bij elkaar en dondert dat in zo’n ondergrondse container waar je een pasje voor hebt. Klaar. Geen plastic scheiden, geen papier apart, geen groen. Dat is allemaal geen doen als je zo veel trappen omhoog en omlaag moet. Van die enorme rolemmers, zoals in mijn dorp, heb je daar natuurlijk niet. Alles gaat in grijze vuilniszakken. Klaar is Kees. Slechts 12,4% van de Amsterdammers scheidt afval aan de bron, zoals ik. Ik vermoed dat die mensen in de buitenwijken wonen.

Ik kan geen flessen in een container mikken. Ik krijg het gewoon niet voor elkaar. Dus ik zet die rinkelende vuilniszak van haar in mijn auto en besluit die later te legen in de glasbak bij de supermarkt.

“En dat kun jij ook doen,” zeg ik haar. Ik heb kinderen die prachtig met hun ogen kunnen rollen. Maar ze doen verder wel hun best, zijn vrijwel vegetarisch, eten biologisch en kunnen oeverloos debatteren over het gevaar van wattenstaafjes voor neusgaten van zeeschildpadden. Op hun aanraden deed ik plastic rietjes in de ban. Zij volgden mij na door tomaten los in de boodschappenkar te leggen. Alleen voor sperzieboontjes pakken we nog een plastic zakje. We zijn op weg. We moeten wel. Want we gunnen mensen na ons ook nog heel veel moois om van te genieten. Maar dan moet je wel je afval scheiden. Dat is echt het minste, vind ik. Dus ik doe een Greta Thunbergje: “How dare you?!” Het is ook weleens fijn om vanuit de beschuldigde generatie terug te wijzen. Die kinderen moeten nu niet denken dat alles onze schuld is.

Twee dagen later belt ze me op voor een goed gesprek. Vertelt me dat ik zó gelijk heb. Dat ze bakken heeft gekocht. En dat ze haar auto gaat verkopen en voortaan alles met openbaar vervoer gaat doen. Dat ze dus niet meer bij me langs kan komen. Want op mijn dijk rijdt geen bus. En dat…

Al pratend ontstaat er een lijst van offers die we zullen moeten brengen om de aarde te redden. Er is nog een hoop te doen. Eerst maar eens met de auto naar de glasbak.

Lees het artikel 20-09 Marjan