“Er is een tent!” Dat fluister ik naar het jongetje dat de auto uit stormt en naar ons hek rent. Feest! Zijn ogen stralen. Hij vliegt meteen door en ik weet dat ik hem dolgelukkig heb gemaakt.
Zo veel is daar helemaal niet voor nodig. Kinderen kun je blij maken door ze niet te begroeten. Ik vind het nog steeds gek dat volwassenen dat zijn vergeten. Die eisen een handje. Op zijn minst. Soms zelfs een kus. Of erger dan erg: een knuffel. Ik heb zelf nog regelmatig een nachtmerrie over de tijd dat ik, een jaar of acht, mijn ome Jan een kusje moest geven. Ome Jan was van tante Jo. De laatste rook vaag naar urine en liet vroeg of laat tijdens de visite haar ontstoken spataderen zien. Die komen in mijn boze dromen ook voor: ik zit dan in een smalle kano op een woest meanderende blauwpaarse rivier met een rode bedding, zo giftig dat je er niet aan land kunt. Als ik hijgend wakker word, weet ik: ik trotseerde alweer de aderen van mijn tante Jo. Maar haar Jan was erger. Altijd rommelig geschoren en te bol van buik om uit zijn stoel op te staan. Dus trok hij mij in de richting van zijn wang en dan schaafde ik mijn magere kinderlijf aan zijn gigantische knoopjesgulp.
Genoeg over vroeger. Er is nu. En nu is er feest. Er staat een tipi op het gras met daarin kussens en Donald Ducken en kleurboeken en bellenblaas. We hebben een cateraar ingehuurd die komt barbecuen en een buffet heeft klaargezet onder de krulwilg. De tafel is gedekt met gekleurde glazen en vrolijke servetten. De koelkast in de schuur ligt vol bier en fris en witte wijn. Ik heb het hoefijzergooispel in het gras geramd, klaar voor de grote zomercompetitie. De kinderstoel voor Tos staat klaar en voor Billie heb ik de kinderwagen buiten gezet met een schoon lakentje en een klamboe. Er zijn handdoeken voor wie wil zwemmen. En een opblaaspizzapunt, een opblaasbare Hema-rookworst en twee bodyboards met haaien erop. En een hengel. Die ook. Het is een sprookje. En ik ben de koningin.
Dan begint het te regenen. Er vallen wat druppels in mijn glas. Een paar drupjes, zegt Buienradar. Niks om je druk over te maken. Maar het begint door het zonnedak heen te lekken. Mijn sprookje stort lelijk in. Iedereen begint te rennen. Er komt een grote parasol boven het buffet, ze sjorren een dekkleed over het zonnedoek, de tafellakens zijn doorweekt en een kleinkind roept vanuit de tipi: “Oma! Hij lekt een beetje in de punt!”
“Was het een fijn feest?” vraag ik aan het jongetje dat na afloop achter in de auto mijn afscheidskushandje terugwuift. Hij knikt stralend. Hij ving een vis en hij heeft al zijn kusjes nog. Voor later.
Lees hier het hele artikel op Margriet.nl