“Misschien moeten we al onze vrienden wegdoen. Inruilen voor jonge vrienden.” Jan schiet in de lach.
“Ga nou maar,” zegt hij. “En rijd voorzichtig.”
Het begon met een simpel berichtje. Van Brigit. Ouwe vriendin. Nogal zonderling opgedoken, eigenlijk. Brigit is een oud-leerling van me uit de tijd dat ik met mijn leerlingen niet veel in leeftijd scheelde. Ik leende haar alle boeken uit die ze wilde lezen en las alles wat ze mij toeschoof. Je treft niet vaak fanatieke lezers op een vmbo. Dus die koester je. Je onthoudt hun naam en soms kom je ze later weer tegen. Als zij geen kind meer zijn en jij niet langer hun juf bent.
Brigit meldde me onlangs via Whatsapp: ‘Hey schat, ik krijg binnenkort een hartkatheterisatie omdat ik een verstopping heb ergens. Ze gaan dotteren of meteen doorpakken. Nu op rust.’ Ik stotter wat terug en begin elke vraag met ‘Jemig’. Ze is supermoe, schrijft ze.
‘Verroer dan even geen vin, hè?’ schrijf ik. En daarachteraan: ‘Engerd’.
Ik stuur haar een boek. Kan ze in alle rust lezen.
En ik stuur knuffels via de app. Voor haar en Ria, van wie zij houdt en van wie ik ook hou. En omdat we dat allemaal hardop schrijven, wordt het een behoorlijke kleffe conversatie.
Een paar dagen later krijg ik een verslag van haar eerste opname. Ze had een spastische ader die naar buiten werkte. Het zegt mij niks, maar het lijkt me wel wat voor haar. Dat vindt zij zelf ook. Ze hebben dus eerst iets geprobeerd via haar ene pols, daarna via de andere, zijn ermee gestopt en besloten de hele zaak in groot overleg te gooien. Brigit kon dat allemaal thuis afwachten.
‘Het klinkt gek, maar ik heb m’n begrafenis al geregeld,’ schrijft ze. ‘Muziek en zo.’
‘Ja, dat snap ik. Heb je mij ingepland als spreker?’
Het staat raar als ik lees wat ik schrijf. Maar als we toch aan het regelen zijn, kan dit er best bij. Ze tikt meteen terug: ‘Ja, dat zou ik fijn vinden.’
‘Ik kom het eerst wel op je oefenen, nu je nog leeft’, tik ik. Dat lijkt haar een steengoed idee. ‘Kom dan maar gauw’, schrijft ze. Het zorgelijke van die tekst zwakt ze af met een brede smiley. We grappen wat heen en weer. Zeggen nog een keer dat we van elkaar houden. Dan gaat ze slapen. Zo’n fladderend hart maakt moe.
Ik heb nog steeds geen speech geschreven. Maar vanaf dat moment komen er flarden van zinnen langs in mijn hoofd. Stukjes afscheid van mensen die ik lief vind. Die ik niet wil missen. Maar omdat inruilen van al die leuke bijzondere mensen niet echt een optie is, ga ik ze toespreken ver voordat ze mij verlaten. Nu ze nog leven. In het besef dat ik daar niet vaak genoeg dankbaar voor ben.
En ik begin bij Brigit.
Bekijk hier de pagina 20-05 Marjan