Het is een rare week. De week waarin mijn derde kleinkind nog niet geboren gaat worden. Want hij komt maandag, zegt zijn aanstaande mama. Met een geplande keizersnee. Eerst wil ze niet vertellen op welke dag. Dan gaat iedereen goedbedoelde teksten sturen of erger nog: opbellen. En zich enorm druk maken. Dat ook. Dus om dat allemaal voor te zijn, houdt ze het geheim.

Na lang en slim vissen van mijn kant flapt ze het er ineens uit. Maandag dus. Om half drie in de middag. “Ik wist wel dat je het niet geheim zou kunnen houden,” roep ik. Fijn, als je je kinderen zo goed kent. Deze heeft nog nooit een geheim kunnen bewaren. Ik zet die kleine meteen op de verjaardagskalender. Mooie symbolische daad.

De week wordt vervolgens een soort vacuüm waarin we iets verwachten waarvan we weten dat het nog niet zal komen. Maar er komt wel iets anders. Op de donderdag in die rare week brengt de post mijn regenlaarzen. Die laarzen had ik twintig jaar geleden ook. Ik liep ze op tot ze van m’n voeten vielen en kocht nieuwe van een ander merk. Want dat heel fijne merk was niet meer in de handel. Die nieuwe zitten beroerd en zijn loodzwaar. En ineens vind ik op internet mijn laarzen van vroeger. Opnieuw in productie. Ik bestel meteen. Op de dag dat ze worden bezorgd, is er een hittegolf. Ik pas mijn rubberen laarzen en houd ze de rest van de ochtend aan. Ingelukkig. Nu alleen nog een regenbui.

Daarna gaan we naar de fietsenwinkel. Om informatie over een fiets met trapondersteuning. Want ik heb wel een fiets, maar daar fiets ik beroerd op. Wankel. Onzeker. Zwaar.
“Maak maar een proefrondje,” zegt de man van de fietsenwinkel. Jan blijft achter als onderpand en ik fiets. Man, wat fietst dat! Ik vlieg! Hup, het dorp uit, o, daar is het winkelcentrum al! De wind suist om mijn oren en ik fiets zó heerlijk, dat ik niet meer terug wil. Als ik me weer meld in de fietsenwinkel, is Jan zichtbaar opgelucht. De fietsenman ook. Helemaal als ik zeg: “Deze wil ik.”

“Wat een heerlijke dag,” zeg ik voor de zoveelste keer tegen Jan. Ik klap even languit op de bank om al die gelukzalige emoties te verwerken. Met mijn regenlaarzen aan.
De telefoon gaat. Het is Kirsten. De aanstaande mama. Die geen geheimen kan bewaren. Ik neem op met: “Hé Kissie, hoe gaat-ie, scheet?”

Ze klinkt een beetje schor als ze zegt: “Hij is er, mam.”

“Hij is er?” Ik fluister die woorden na.
“Ja. Hij is er.”
Rare week. Heerlijke dag. Nieuwe verjaardagskalender.

Lees hier het artikel 20-36 Marjan