‘Dat wil ik ook!’ Ik zeg dat vaak. Ik hoor iets grappigs, leuks, onverwachts. En denk dan meteen: ja, wil ik ook!
Meestal zakt het weg. Ik denk er beter over na. Laat het bezinken. Vraag me nut en noodzaak af. En besluit weloverwogen om het niet te doen. Maar dit. Tja… Kennisje had lijntjes laten tatoeëren boven haar ogen. Permanente mascara. Het zag er reuzebeschaafd uit. En toen zei ze: “Ze doen ook wenkbrauwen.” Bingo! Mijn generatie epileerde die tot dunne streepjes. Ik heb dat jarenlang zó fanatiek gedaan, dat ik nauwelijks iets over heb.

Er begint nog wel iets, maar het eindigt nergens. Als ik er niets bij teken, vind ik eigenlijk altijd dat ik twee kleine hitlersnorretjes boven mijn ogen heb. Dat is een onprettige gedachte, kan ik je vertellen. Dat bijtekenen gaat ook niet meer zonder slag of stoot. Want ik zie van dichtbij niet bijster veel. Zonder leesbril weet ik nauwelijks wat ik eet. Dus die wenkbrauwen moet ik ook een beetje op de gok zetten.
“Het is een actie,” vertelt kennis. Ook dat nog! In de aanbieding! Ik ben niet meer te houden. “Maar het is wel even schrikken. Want het is zo’n echte tattooshop.”
Kan mij het schelen. Ik wil ook.

“Iets met permanente make-up. Voor m’n wenkbrauwen,” zeg ik vaag tegen Jan. Want ik vind het allemaal wel heftig klinken. En zo ziet het er ook uit als ik arriveer. De baas heeft logischerwijs veel tattoovoorbeelden op zijn lijf en oren met ringen die je lellen oprekken. Hij heet Barry, stelt me totaal op m’n gemak en babbelt gezellig een eind weg. Hij volgt gewoon de vorm van m’n wenkbrauwen. Niet te dik. Niet te donker. Hij tatoeëert streepjes. Of het haartjes zijn.

“Het wordt echt mooi,” zegt hij nog maar eens, terwijl hij verdovende zalf op m’n wenkbrauwen smeert. Als dat is ingewerkt, begint hij. Het valt me reuze mee. Alleen moet ik na een minuut of tien ontzettend niezen. Barry stopt. En even voel ik een angstgolf door me heen gaan. Ik laat iets op mijn gezicht tatoeëren. Hij kan uitschieten. Ik ben gevaarlijk gek aan het worden.

Als ik van die stoel opsta, denk ik: ik heb vanaf nu wenkbrauwen! ’s Nachts, in de vaart, in de sauna, altijd! Blij! Ik rijd fluitend naar huis.
“Dat rode is bloed. Dat gaat dus nog weg. En de verf is nog wat donker. Dat wordt lichter. En het is opgezet, want geïrriteerd,” leg ik uit aan Jan.

Die kijkt zorgelijk.

“Heb je dat serieus laten tatoeëren?” vraagt hij. Ja dus. “Met zo’n naald?” Ja dus. Jan zwijgt.

Zeven dagen lang kijk ik elk halfuur in een spiegel. Het is een akelig onzekere periode. Maar uiteindelijk weet ik het zeker. Het ziet er hartstikke goed uit.

Lees het artikel hier 20-10 Marjan