Soms krijg ik veel reacties op een column. Op deze bijvoorbeeld. Hij stond in Margriet nummer 15 van dit jaar en gaat over mijn kleinzoon met storm in zijn hoofd. Veel moeders herkenden dat. Ze werden er blij van. Lees maar…

Storm in je hoofd

Eigenlijk dacht ze heel lang dat ze gewoon een lastig kind had. Een kind met een eigen willetje. Niet te benaderen soms. Woedend om niks. Soms intens verdrietig zonder aanwijsbare reden. Dan weer zo lief, zo ontzettend vertederend lief. En een moment daarop? Geen land mee te bezeilen.

“Een garnaal heeft ook een kop”, zei z’n oma dan. Ze pakte haar kleinkind in een houdgreep en las hem voor. En ze vroeg hem: ‘Of zal ik soms voor je zingen?” Dat was zo erg, dat hij er erg om moest lachen. Zingen? Erger, veel erger dan kietelen. Dan maar lezen.

Maar zijn moeder zag hem veel vaker. Zij had de vreemde ogen niet, die nu eenmaal makkelijker dwingen. Zij zag iets in haar kind dat anders was dan andere kinderen. Hij was hartstikke slim. Zeker. Zijn woordenschat overtrof die van zijn leeftijdgenoten met kilometers. Maar spelen met een vriendje, dat lukte hem niet. En uit frustratie kon hij er zomaar ineens op los timmeren, zonder dat iemand snapte waarom hij dat deed. Hij begreep het zelf niet eens.

Dus trok ze aan de bel.

Er volgde een heel traject. Artsen, begeleiders en psychologen testten en observeerden. Uiteindelijk besloten ze te kijken of het kind wat rustiger in zijn hoofd werd door een pilletje. Niet omdat zijn mama dat graag wilde. Maar omdat hij er zelf over klaagde.

“Het is zo druk in mijn hoofd. Het lijkt wel storm.”

Zijn mama probeerde zich voor te stellen hoe dat voelt: storm in je hoofd. Ze werd er erg verdrietig van. Nog verdrietiger werd ze van haar omgeving. Want het commentaar was niet mis.

“Dat is zo’n modeverschijnsel, die pillen! Daar doe je toch hoop ik niet aan mee? Ze douwen al die kinderen maar vol. Bespottelijk!” Alle vriendinnen en vrienden waren ineens afgestudeerd in alle aspecten van kinderpsychologie met specialisaties in het diverse spectrum van autisme en aanverwante stoornissen. Toch ga je door al dat commentaar behoorlijk twijfelen. Maar gaandeweg werd de moeder steeds bozer op al die kritiek. Zij vond juist dat het onderzoek heel bedachtzaam werd uitgevoerd. Dat er vaak en veel werd gepraat over mogelijkheden en onmogelijkheden. Niet alleen met haar maar ook met dat kleine mannetje zelf. Dat mannetje met die storm in zijn hoofd.

Uiteindelijk is er een etiket. Hoogbegaafd, Asperger en ADD.

Lastig. Lief. Ingewikkeld. Leuk.

Ik ben dol op mijn kleinzoon. En op zijn moeder, mijn dochter.

Bijzondere en strijdbare mensen, allebei.