“Kijk! Daar is-ie. De Brief van AZ.”
Ja hoor, denk ik. Daar is-ie weer. Er zijn verhalen die echtgenoten eindeloos kunnen blijven herhalen. Over van die momenten in hun leven dat ze godenzonen waren. Dat het geluk hun toelachte. Onoverwinnelijk. Een toekomst vol melk en honing in het verschiet. Voor Jan is dat moment De Brief. Met hoofdletters. De brief van AZ.
Ik had De Brief niet eerder gezien. Maar nu, tijdens door corona veroorzaakte opruimaanvallen, duikt de brief op tussen een stapel oude kranten, waaruit hij nog recensies moet knippen van zijn rijke voetbalverleden.
“Nu kun je het zelf eens lezen,” zegt hij trots.
De brief meldt: ‘In de loop van het nu eindigende seizoen werden wij opmerkzaam gemaakt op uw voetbalkwaliteiten.’ En: ‘…. zouden ook onze trainers gaarne nader kennis met u willen maken en u aan een test onderwerpen.’
“Ik was echt steengoed,” zegt hij. Onderwijl vouwt hij de brief weer zorgvuldig in vieren en schuift hij deze in de envelop met het oude AZ-logo. Een rode stadspoort achter een blauwe molen. Alkmaar en Zaandam. De vervlogen droom krijgt een plek in de nieuw aangelegde voetbalmap.
Hoeveel voetbalmappen zouden er zijn? Hoeveel vervlogen dromen? Mijn ex voetbalde zijn hele leven in het zaterdagvoetbal. Mijn vader ging een keer met me mee om mijn aanstaande te bewonderen op het veld en maakte er een film van. Ik heb die film nog, want alle oude filmpjes heb ik ooit laten omzetten naar dvd. Dan zie je die jongen heen en weer rennen. Heen en weer. Onvermoeibaar. Alleen is er nooit een bal in de buurt. Dat maakt het zó komisch, dat niemand het met droge ogen kan aanzien. Mijn ex-man is de enige die er de humor niet van inziet. Hij zei altijd dat wij het spel niet begrepen en niet doorhadden wat een waardevolle rol hij speelde door heen en weer te rennen. En ook hij koestert zijn krantenknipsels.
Een jeugdvriend vroeg ik laatst wat hij als geluksmoment ervaart in zijn leven. Vraag het een vrouw en je hoort: ‘Toen ik voor de eerste keer mijn baby vasthield.’ Of: ‘Elke keer als ik chocolade eet.’ De vriend zei: “Als ik na een voetbalwedstrijd smerig en bezweet met mijn team in de kleedkamer zit. Nog steeds. Ook nu bij de veteranen.”
Jan vouwt zijn knipselmap dicht en zegt: “Steengoed was ik. Maar ja, vlak voordat ik moest voorspelen bij AZ, schopten ze m’n knie aan gort.” Ik knik. Ik weet het. Ik kan dat verhaal wel dromen. Hij heeft het me al zo vaak verteld. Maar nu mag het nog een keer. Vanwege die map. Die droom. En de hervonden brief.
“Het was bij RCH Heemstede. Uit. Eerste klasse zondagamateurs. Weg voetbalcarrière.”