“Het contrast tussen mijn uitgroei en mijn kleur begint wel extreem op te vallen,” zeg ik tegen mijn kapper. Annemijn vindt het allemaal wel meevallen. Verf erin en klaar ben je. Maar als ik aangeef dat ik uiteindelijk mijn eerbiedwaardige grijze haren een kans wil geven, bedenkt ze een plan. Zeg maar een traject. Want dat kan niet in één keer. Het moet gefaseerd. Anders gaat alles dood. Die warme kleur moet er helemaal uit. En uiteindelijk moet er blond in, asblond. Een heel gedoe. “We doen het,” beslis ik.

Mijn traject begint ergens in januari 2020. Met folies bleekt Annemijn een deel van de kleur uit mijn haar. Na dat bleken gooit ze er een kleurtje overheen. Dan kun je redelijk fatsoenlijk over straat, belooft ze. Hoewel, het is een wonderlijke kleur. Oud verweerd scheepstouw. Dat is mijn eerste associatie. Mijn tweede durf ik niet op te schrijven.
Er breekt corona uit.
Mijn scheepstouw groeit enorm uit. Zó enorm, dat ik aarzel. Zal ik een tondeuse pakken en het afscheren tot op een lengte van een centimeter of twee, drie? Dan ben ik meteen waar ik zijn wil. De buurman koopt een tondeuse omdat hij van zijn matje af wil en ik mag mee-investeren. Kan ik meteen Jan kortwieken. Het wordt allemaal steeds verleidelijker. Tot Jan zegt: “Ik vind je vast ook wel leuk met kort haar. Denk ik. Maar met langer haar vind ik je veel en veel leuker.”

Misschien moet ik hem wel een beetje aardig uitzicht bieden. Dus ik scheer niet. Ik bind sjaaltjes om mijn touw. Dan zie je de uitgroei minder.

Dan mag de kapper weer! Met mondkapje, dus redelijk benauwd. Maar toch heerlijk. Annemijn staat al klaar met een lading aluminiumfolies en vervolgt mijn traject. Ergens daagt het besef dat ik iets idioots met mijn haar doe. Iets wat simpeler zou kunnen. Als alles klaar is, kijk ik naar mijn spiegelbeeld. Mijn gezicht verscholen achter een wit mondkapje. Daarboven de haarkleur van Bente, onze blonde labrador.

“Het is even wennen,” zeg ik.

Ik moet nog twee keer. “Dan is alle warmte eruit en kunnen we assige tonen toevoegen,” zegt Annemijn.

“En dan ben ik grijs.”
“Ja. Op een mooie natuurlijke manier.”

Ik vind dat niet eens eigenaardig klinken. Ik maak gewoon een nieuwe afspraak.

Elke keer als ik mezelf in de spiegel zie, schrik ik. Ik denk dat ik mijn zusje zie. Mijn blonde zusje die al een paar jaar niet meer bij ons is. Of ik denk dat ik mijn hond zie. Maar dat is eigenlijk minder erg.

 

 

Lees hier het artikel 20-37 Marjan