Natuurlijk ben ik aan het lijnen. Iedereen die ik ken, lijnt. Na alle gevulde kalkoenen, ijstaarten, oliebollen en champagne zitten we collectief aan de winterwortels. Ook lekker hoor, geraspt, met wat rozijntjes erdoor en een scheutje sinaasappelsap. Als je een wilde bui hebt, gooi je er bleekselderij door. Smullen. Maar mijn maag knort inmiddels zó hard, dat ik mezelf niet meer kan horen zingen onder de douche.Dus beloof ik mezelf elke zondag- ochtend een geroosterd sneetje brood met een zachtgekookt eitje. Wat een uitspatting!
“Weet je het zeker?” vraagt Jan. Die heeft inmiddels zó’n medelijden met mij en mijn spartaanse eetgewoontes, dat hij meteen klaarstaat met het eierpannetje. Zijn gezicht ademt opluch- ting. Geroosterd brood en een eitje klinkt alweer bijna als een croissantje met roomboter en sinaasappelmarmelade. Ik knik. Ik weet het
zeker. Dus pakt hij meteen het broodrooster uit het keukenkastje.
En dan gebeurt het. Onze Bente, labrador, tien
jaar oud en diep knorrend aan het oefenen voor keukenmat, tilt haar kop op. Ze schiet omhoog. Jankt. Vouwt haar staart tussen haar poten en rent naar de voordeur. Daar wacht ze tot we de deur voor haar openmaken en dan vliegt ze het huis uit. Piepend. Vol angst.
Jan en ik kijken toe. Zwijgend. Dan vraag ik:
“Durf jij nu de stekker van dat broodrooster in het
stopcontact te doen?” Jan schudt zijn hoofd.
“Nee. Eigenlijk niet.”
Daar zitten we dan. Op slag overtuigd van de paranormale gaven van onze hond, die ons waarschuwt voor een afschuwelijke schok van dat stokoude apparaat. Of erger nog. Je weet het niet. “We gooien hem weg,” besluiten we eensgezind. Jan voegt de daad bij het woord, lokt Bente met hondenkoekjes het huis weer in en roostert mijn sneetje brood boven het gasfornuis.
Drie dagen later halen we een nieuw broodrooster. Dat is nog een hele opgave, want in zo’n grote winkel valt er veel te kijken en te snuffelen.
Ik moest na een halfuur helemaal graven in mijn geheugen voordat ik antwoord had op de vraag: waar kwamen we ook alweer voor?
We kiezen een mooie. Degelijk ook. Stevig. Roestvrij. Eentje die boterhammen roostert. Met een kruimelschuifje. We rekenen het af en zetten het in de kast. Want op weekdagen eet ik geen brood en zing ik ook niet meer onder de douche. Dan is het weer zondag. Jan pakt het broodrooster. De hond vliegt meteen jankend naar de voordeur, haar staart tussen haar poten van ellende.
Ik heb zo van dat geroosterde broodje genoten. Héél kleine hapjes nam ik. En dat eitje was precies goed. Zacht genoeg en niet snotterig.
En al die tijd lag die aansteller van een hond te piepen onder de appelboom.
Bekijk hier het artikel 20-02 Marjan