“En nog wat hooi. Dat ruikt zo lekker.” Ik strooi een laatste laag in het schone kippenhok. Het is telkens een heel gedoe. Er zijn nog steeds twee kippenhokken, al is de stemming onderling steeds relaxter. Maar aan het eind van de dag zoeken de drie kleine kippen hun eigen hok op. En ons eerste trio van twee hanen en een hennetje kruipt altijd in het grote hok. Wij zijn dus grootverbruiker in zaagsel, stro, tabaksstelen en hooi. In ruil voor nog immer geen enkel ei. Dat niet. Maar enorm veel lol. Dat zeker wel. Als de schemering indaalt, sluit ik de hokken af. Eerst het kleine hok.

Ik hoor de kipjes zachte zoete geluidjes maken. Als de deur dicht is, til ik altijd even de klep van het leghok op, om te zien of ze wel met z’n drieën binnen zijn. Tot mijn stomme verbazing zitten daar de twee hanen in het leghok! Ze kijken me verontwaardigd aan. De drie kippen hebben zich in een hoekje ineen gekruld.

Die hanen moeten eruit, besluit ik. Dus ik doe het deurtje weer open en geef de hanen een zetje. Ze lopen mompelend het trappetje af en rennen naar hun eigen hok. Ziezo.
Jan komt even kijken wat er allemaal aan de hand is. Ik doe verslag en check onderwijl het grote hok. Daar ontbreekt de kip. Ik mis Claudette!

“Die zit daar,” wijst Jan. Onze Claudetje ligt in een hoekje van de ren van het kleine kippenhok. Jan bukt en geeft haar een zetje. Hup! Naar je eigen hok! Dat doet ze. Maar daar duikt ze meteen onder het hok en laat zich totaal slap tegen de achterwand vallen. Jan biedt aan om haar er met de bezem onderuit te harken en ik ruim het voedselcontainertje op. Daar zit bloed aan. Wat is hier gebeurd?

Ik heb meteen een film in mijn hoofd. Van vechtende kippen en een langzaam doodbloedende Claudette. Ze was de hele middag al wat minnetjes, bedacht ik meteen. Lang niet zo kwiek als anders. Och hemel. Ik lig al op mijn knieën voordat Jan de bezem heeft gevonden en vis Claudette tevoorschijn. Ze voelt helemaal slap. Haar kop valt opzij. Ik leg haar in het hok, want ze verzet geen poot. Haar oog kijkt me glazig aan. “Die haalt het niet,” voorspel ik met gevoel voor drama.

Ik neem een krant mee, de volgende ochtend. En een plastic tas. Handschoenen ook. Groene bak of begraven? Ik ben er nog niet uit. Maar eerst voer ophangen en vers water. Hok open. Claudette ligt niet in het zicht. Is ze weggekropen? Nee! Daar komt ze! Ze daalt de trap af en begint meteen aan haar ontbijt. Ik sta er minstens een halfuur van te genieten.
En als Jan terugkomt van de wandeling met Bente zeg ik: “Claudette heet voortaan Lazarus.”

lees hier het artikel 21-08 Marjan

Fotografie: Marloes Bosch