Daar staan we dan. Met een rij dorpsgenoten in een halve meter sneeuw. De vlag op de kerk hangt halfstok. De huizen aan de dijk rouwvlaggen mee en de klok luidt, als Jenny wordt uitgedragen.
Theo is er niet bij. Hij ligt in het ziekenhuis en vecht tegen hetzelfde virus waar zijn vrouw de strijd van verloor.
We kennen ze goed. Iedereen in ons dorp kent ze. Theo was zijn hele leven al druk bezig voor kerk en maatschappij, als bestuurder en later vrijwillig. Een leukerd. Vol aandacht voor iedereen. En Jenny kwam altijd mee. Maar aan het oliebollen bakken om wat extra inkomsten te verdienen voor ons kerkje annex dorpshuis, mocht hij al niet meer meedoen. Houd maar een beetje afstand, Theo. Dat virus, je kunt er niet voorzichtig genoeg mee zijn. Toen was er ineens een appje. Jenny was opgenomen. En zodra zij met een ambulance werd weggereden, voelde Theo zich ook ineens heel ellendig. Er kwam nog een ambulance. Op het moment dat hij bij het ziekenhuis werd binnengebracht, lag Jenny alweer klaar voor vervoer naar een ander ziekenhuis, waar meer plaats was. De mensen van de ambulance zetten de twee brancards bij elkaar. Zodat ze nog even met elkaar konden praten.

‘Ik hoop dat het moment in de ambulancegarage niet hun laatste moment samen is geweest’, schreef een ambulancebroeder op zijn Facebook.
Wat zouden ze tegen elkaar hebben gezegd?
Ik denk: ‘Het komt goed.’ En: ‘Tot gauw, lieverd.’

Maar het kwam helemaal niet goed.

Er is gelukkig wel sneeuw. Daar hield Jenny zo van. Op het moment dat de kist in de auto is geschoven, verschijnt er een enorme sneeuwschuiver op de dijk. Wij staan daar nog plechtig aan weerskanten van de dijk, maar algauw stapt iemand uit de rij om die man in dat enorme apparaat te vertellen dat hij naar achteren moet. De bestuurder maakt een machteloos gebaar. Ik stap ook even naar voren en kijk. Achter het voorste gevaarte staat nog een sneeuwschuiver! Twee sneeuwschuivers. “Je ziet ze hier nooit,” mompelt een buurman op anderhalve meter. “En juist nu komen
er maar liefst twee.” Wij stappen terug in de sneeuwhopen en wachten af. De klok luidt. En de mannen achter het stuur zwoegen hun enorme vehikels naar achteren om ruimte te geven aan de stoet.

Drie dagen later een app: ‘Theo is zojuist teruggekeerd in de kerk van Oudendijk.’ Het staat er zo klein. Zo ontroerend. Straks hangen onze vlaggen weer halfstok. We staan weer langs de dijk en zwaaien opnieuw een laatste groet. En dan zijn ze weg. Theo en Jenny. Net als de sneeuw.

Lees hier het hele artikel 21-15 Marjan