Zes uur in de avond. Met een knal klappen alle lichten uit. Het televisie- scherm wordt zwart. Jan kijkt op van z’n krant. Hij kan geen letter meer zien. Ik stop met breien. En dan onderscheidt zich het echtpaar dat al zó oud is, dat het zich niet meer gek laat maken door alles wat jonger is. Ik sta zwijgend op om waxinelichtjes aan te steken. Jan pakt woordloos een zaklantaarn uit de bijkeuken en haalt extra kaarsen uit de schuur. Ik maak de houtkachel aan en zet alvast een paar grote houtblokken klaar om er straks op te gooien. Jan meldt de storing bij het noodtelefoonnummer en krijgt te horen dat het een grote storing is.

“Minstens nog twee uur, meneer,” zegt een aardige telefonist. “Voorlopig kan ik niet koken,” concludeert Jan.
“Nou, dan nemen we maar een glas wijn om ons te troosten,” vind ik.

Ik maak een foto van Jan die met een zaklantaarn in zijn hand een glas wijn inschenkt. Die sturen we naar de buren aan de ene kant met de tekst: ‘Wij houden het wel vol!’ Naar de andere buren stuur ik: ‘Ja, als dit nu elke keer gebeurt als jullie de sauna aanzetten…’ Want daar heeft onze handige buurman na maanden klussen en passen en meten eindelijk de laatste afwerklat in getimmerd.

Dus hebben we gezellig contact met beide buren in het donker. En donker is het. Morgen is het volle maan, weet ik van mijn maankalender. Maar het is zó bewolkt, dat je daar niets van ziet. De kaarsen geven fijn licht in de kamer en de houtkachel verwarmt door en door. Ik voel zelfs mijn voeten gloeien. We praten. Over vroeger, lang geleden, nog langer geleden. We vertellen elkaar verhalen uit de tijd dat we elkaar nog niet kenden en soms, heel soms, zitten daar verhalen tussen die we niet eerder vertelden.

“Nog een beetje rode wijn?” “Lekker!”

We worden doezelig van de warmte en de wijn. Soms appen de buren een malle tekst die we delen en dan lachen we, verzinnen iets grappigs en appen dat weer terug.

“Wat zitten we hier lekker, hè?” “Zalig.”
“Wil jij wat nootjes? Stukje kaas?”

Dan knalt ineens alles weer aan. Net zo onverwacht als toen het uitviel. Op televisie roept iemand: ‘Steun stichting DierenLot!’ Wat een licht overal. We schrikken ervan.

“Hoe laat is het nu?” vraag ik. “Acht uur,” zegt Jan.

We hoeven het alweer niet hardop te zeggen. We denken het allebei. Het had nog best een uur donker mogen blijven.

Lees hier het hele artikel 21-13 Marjan

Fotografie: Marloes Bosch