Ik heb een fiets met trapondersteuning. Sinds kort. Ik vond het aanvankelijk een suf apparaat. Dus ik fietste gewoon nooit. Daar komt het wel zo’n beetje op neer. In dit land waait het altijd en ook nog tegen. Ik riep dus altijd zonnig: “Ik ben dol op mijn auto!” Dat is ook zo. Maar er komt een moment dat je beseft dat het te mal is om voor elk wissewasje die auto te pakken. Mensen begonnen hun wenkbrauwen op te trekken. “Ben jij met de auto? Je woont hier om de hoek!”

‘Geen korte ritjes meer met je auto’ zal ooit het doel zijn van stoptober, voorzie ik.
Nu fiets ik. Alleen. Jan kan niet mee, want die heeft een normale fiets en daarop houd je een mens met trapondersteuning niet bij. Dat leidt tot prettige ontmoetingen. Omdat ik toch in mijn eentje fiets, kan ik er elk moment afspringen en iets beter bekijken. Of bevragen.

Zo trap ik op een mooie dag door de Beemster. Daar woon ik vlakbij. Het is heerlijk fietsen in die polder, maar het is er wel erg open en erg plat. En het waait er veel. Ik heb de wind een keertje mee, dus ik vlieg! Stevig windje ook. Dat merk ik niet alleen aan mijn snelheid, ik zie het ook aan de vlaggen langs de Middenweg. Ze wapperen. Halfstok. Overal. Er staan veel boerenbedrijven aan de polderweg. Die hebben grote erven met midden op hun gazons hoge vlaggenmasten. Maar ook de kleinere huizen op een rij hebben de vlag halfstok. Huis na huis, na huis.

Er loopt een grootmoeder met een kleinzoon op een plastic trekker. Ik stap af en vraag haar naar de vlaggen.
“Dat is voor een buurman. Die gaat vandaag naar zijn laatste rustplaats.”

Ze zegt het plechtig. Ik kijk de weg eens af. Het is een lange weg, kaarsrecht over de lengteas van de Beemsterpolder. Met allemaal buren die even stilstaan bij het afscheid van een van hen.

“Wat mooi,” zeg ik een paar keer. Zij knikt mee. En ze glimlacht.
Op de weg terug denk ik ineens aan een vriendin die bij een grote gemeente werkt. Maar dan aan de sociaal/maatschappelijke kant om personeel te ondersteunen en te begeleiden. Die bedacht een rozetje dat je kunt opspelden als het voor jou een dag is waarop je van tevoren al weet dat je de hele dag zult denken aan die ene mens die je kwijt bent. En dat je daardoor vast niet reageert zoals je collega’s altijd van je gewend zijn. Dan zien ze dat rozetje en kunnen ze vragen: ‘Wil je erover praten? Of liever niet?’ Het idee is briljant van eenvoud en het werkt eigenlijk net als een vlag halfstok, waardoor ik ineens stilsta bij afscheid en verdriet.
Het is nog een hele trap naar mijn huis, ondersteuning of niet. Herinneringen mee. Wind tegen.

Lees hier de column 20-48 Marjan