Bijna voorjaar

Het regent maar door. Het waait hard. De wind giert om het huis. De dagen zijn grijs. Als ik naar buiten kijk, zie ik tranen op de ramen. De wereld huilt. Op mijn computer tringelt het zoveelste nieuwsalert.

‘In Syrië zijn vandaag…’

Eruit. Nu.

Jas aan, regenhoed op, laarzen aan en een blikje met hondenbrokjes in m’n jaszak. Labrador Bente staat meteen kwispelend voor me.

“Als ik ooit reïncarneer, dan wil ik een hond zijn,” vertel ik haar. Maar door dat vrolijke besluit flitst meteen dat ik dan wel een hond wil zijn in een land waar ze me niet opeten. Of laten zwerven. Of aan een korte ketting leggen en vals maken.

Eruit. Nu.

Ik loop met haar door de polder. Tienduizend stappen, dat is het doel. De stappenteller op mijn telefoon registreert de afstand die ik afleg.

Ik spreid mijn armen in de wind en glimlach vastberaden. Het is leuk! Het is wél leuk! Dat is het niet. Welnee.

Een auto toetert ongeduldig. Ga aan de kant!

“Bente, gras!” Ze gaat gehoorzaam de berm in. Ik groet de bestuurder. Die kijkt eerst nog strak voor zich. Maar hij aarzelt en groet dan toch terug. Ik moet straks langs de andere kant van de vaart terug. Een worsteling tegen de wind in. Waar ben ik aan begonnen.

Op de hoek van de polder ligt een groot weiland. In het late najaar spoten ze het gras dood en ik kwam opgewonden thuis, toen ik dat zag. Heb je dat gezien? Wat? Dat weiland! Aan het eind van de Noorddijk! Daar komen tulpen! Een heel groot stuk. Vlakbij. We komen er elke dag langs! De kop van Noord-Holland varieert enorm; waar het ene jaar de schapen lopen of de koeien, groeit het jaar erop een maisdoolhof. En dan zijn er de tulpen. In alle kleuren die je kan bedenken. Maar voor het zover is, moet er nog heel wat grijze lucht worden weggewerkt.

Ik ben er bijna. Mijn telefoon rinkelt. Ik heb de helft van mijn beoogde stappendoel bereikt. Nog vijfduizend passen. En dan zie ik het. Op de hoek. Die enorme zwarte akker is niet meer zwart. Er schemert iets.

Ze komen op! De tulpen komen op!

Ik sta daar maar en kijk naar dat land. Mijn gezicht is nat van regen en tranen. In mijn hoofd moet de vreugde om wat klein en mooi is de zorgen verjagen. Ik help de wereld niet door mee te huilen. Ik help door mijn liefde voor dit prachtige land te delen. En lachend langs de wegen te gaan, totdat iedereen mee lacht.

Ik ben eruit.


©Marjan van den Berg 2015