“Mijn gelukspoppetje is weg!” Dochter schrikt ervan. Ze checkt nog een keer alle sleutels aan haar sleutelbos. Weg is-ie.

Ik vind een gelukspoppetje de moeite waard om eens flink naar te zoeken. Zoeken begint bij een analyse van waar je bent geweest en wat je hebt gedaan. Waar pakte je je sleutels? Waar legde je ze neer? Deed je ze in je zak? Dat zijn allemaal plekken om eens grondig na te speuren. Kleindochter van negen rent naar de auto, want daar zijn de sleutels het laatst gebruikt. Dochter zelf zoekt haar jaszakken na, gooit alle kussens van de bank en kijkt voor de tiende keer op het buffet in de keuken. Ik kijk in de wc en in de badkamer.
“Bij de computer!” Nee. Ook niet. Kleindochter heeft de auto nagekeken en omdat zowel haar moeder als haar oma, ik dus, denken dat ze dat niet goed heeft gedaan, gaan wij daar nog een keer kijken. Niks. Weer naar de keuken. Heb ik het per ongeluk in de la gegooid? “Kijk even! Die la rechtsboven!” Dochter grabbelt in de la waar ik alles ingooi wat niet echt een vaste plek heeft. Die la zit dus behoorlijk vol.

Wat zoeken jullie eigenlijk?” vraagt kleinzoon van dertien. Hij zit op de trap zijn schoenen aan te trekken. Dertien is een heerlijke leeftijd. Je bent er, maar je bent er ook een beetje niet. Je zit in je eigen wereldje, waarin je alles beter weet en waarin jij de controle hebt. Daar kom je liever niet uit. Pas als iedereen om je heen rent en draaft, ontwaak je een beetje. En dan vraag je wat ze doen.

“We zoeken het gelukspoppetje van je mam. Dat altijd aan haar sleutelbos hangt,” vertel ik.

“Het gelukspoppetje,” herhaalt de puber. Hij legt geen kritiek in zijn toon. Dat hoeft niet eens. Door het alleen maar te herhalen, zien we ineens heel duidelijk wat we aan het doen zijn. We rennen overal heen op zoek naar een poppetje van een centimeter groot. Exclusief het koordje van twee centimeter. Je koopt er tien voor twee euro en als je goed zoekt misschien wel twintig. Voor dat geld vouwen ze er in China ook nog een bamboe doosje omheen.

“Een gelukspoppetje. Dat wil je niet kwijt zijn,” zeg ik. Dat meen ik ook nog. Hij kijkt me aan. Kritisch, maar liefdevol. Zoals hij ook keek, toen hij bedankte voor mijn aanbod een trui voor hem te breien en me waarschuwde: “Je moet geen rare ouwe oma worden, hoor. Zo eentje die foute kersttruien breit.” Hij is me dus nu al een beetje aan het opvoeden. En de rest van de familie voed hij ook op, denk ik. Want hij zegt: “Als je je gelukspoppetje kwijtraakt, heb je het blijkbaar niet meer nodig.”

Lees hier het hele artikel 21-32 Marjan

Fotografie: @Marloes Bosch