“En jij schrijft al je halve leven voor een vrouwenblad,” zegt mijn dokter, enigszins bestraffend ergens aan mijn voeteneind. Of eigenlijk aan mijn knieëneind. Dat is geen woord, maar het is wel een betere plaatsbepaling. En daarmee is voor iedere vrouw mijn positie ook meteen duidelijk.

Ik haat dat soort onderzoeken. Nou ja, wie niet? Niemand springt huppelend op zo’n tafel en niemand legt met een gelukzalige zucht zijn knieën in van die beugels. Die zijn hier trouwens niet. Zijn die afgeschaft? Geen idee. Het was voor mij alweer een tijdje geleden dat ik zo’n onderzoek onderging. Degene die me onderzocht, ook een vrouw, merkt op dat je op dat gebied na een bepaalde leeftijd niet zo interessant meer bent. Je loopt minder op. Laat ik even voor mezelf spreken: ik loop geen risico op seksueel overdraagbare aandoeningen, want ik leef monogaam en Jan ook. Zegt-ie. En dat geloof ik, want liefde is altijd loslaten. Ik kan niet meer zwanger worden. Heb geen menstruatieklachten meer. Overgang is klaar, op een verdwaalde opvlieger na die redelijk te doen is. En na je zestigste krijg je geen oproep meer voor onderzoek naar baarmoederhalskanker. Klaar met die eendenbek.

“Maar dan moet je wel regelmatig de boel inspecteren. Met een spiegel. Een verandering is altijd een reden om naar een arts te gaan.” Aldus de vrouw bij mijn knieën.
Tja. Dat doe ik dus niet.

“Doe jij dat?” check ik later bij vriendinnen. Eentje wel. Maar die heeft al een keer iets akeligs meegemaakt en is superalert op haar lijf. Alle anderen niet. Net als ik.

“Onze generatie kijkt niet,” zeggen ze. Zijn we preuts? Nee. Dat zijn we niet. Ik loop zo in mijn blote kont een sauna in. En ik sta daar met vriendinnen onder de douche elkaars rug te scrubben. Op het strand trek ik mijn kleren uit en mijn badpak aan. Dat valt veel minder op dan al dat gehannes met een grote handdoek om je heen. Terwijl mijn kleinkinderen op school douchen in badkleding. Dus die preutsheid van mijn generatie valt wel mee. Maar tussen je benen kijken met een spiegel?

Ik krijg dus een verwijzing, want ik heb iets dat moet worden behandeld en dat niet meer overgaat. Ik ben er niet laat bij, maar ik had er beter eerder bij kunnen zijn. Ik bedoel maar.

“Ga ik er dood aan?” vraag ik meteen. Nee. Dat niet. “Maar het is wel zo serieus dat er een patiëntenvereniging voor is opgericht,” zegt de dokter. Ze zegt het zo bestraffend, dat ik niet durf aan te bieden om voor dat fonds te gaan collecteren. Ik beloof haar erover te schrijven. Eén goede raad: koop niet meteen een vergrotende spiegel. Ik moest daar een halve dag van bijkomen.

Lees hier het hele artikel 21-28 Marjan

Fotografie: @Marloes Bosch