Eén kip. Eén haan. Die heb ik nog over nadat een geheimzinnig virus mijn kippenrijkdom aantastte. Helena, genoemd naar Helena van Troje die zó oogverblindend mooi was, dat daar in de oudheid enorme oorlogen om zijn gevoerd, en Coco. Kort voor Cocorico. En dat is dat weer Frans voor kukeleku. Zij stappen tezamen ongestoord door de tuin en pikken daar naar graantjes en sappige wormen.
Tot die ene dag dat Patrick zijn hond Muttley komt brengen voor een logeerpartij. Gezellig! We staan samen in de tuin te praten en Muttley huppelt over het gras als een koetje dat na een lange winter voor het eerst de wei in mag. Dan duikt ze tussen de hortensia’s. Ik hoor een kakelkreet en zie ineens Helena boven de ringvaart vliegen. Ze vliegt parallel met de damwand, houdt dat minstens een minuut dapper vol en landt dan in het water. Daar begint ze naar de kant te zwemmen en dan pas heb ik mijn stem terug.
“Mijn kip!” schreeuw ik. “Pat! Mijn kip! Pak mijn kip!”
“Waar?” vraagt Pat. Hem is het hele drama totaal ontgaan. Hij kijkt verbaasd om zich heen. Ik lig al op mijn buik over de damwand. Ik reik. Helena zwemt in mijn richting en dat doet ze verrassend snel. Nooit gedacht dat een kip zo kon zwemmen! Even aarzel ik. Moet ik nu die ringvaart in? Hoe zwem ik naar de kant met een kip in mijn armen? En hoe klim ik met Helena het zwemtrapje op? Ik strek me uit, pak haar bij de veren op haar rug en trek haar uit het water. Hebbes.
Daar sta ik. Op de damwand. Met Helena in mijn armen. “Kom er maar af,” zegt Pat behulpzaam.
De damwand is misschien veertig centimeter hoog. Normaal stap ik daar zo af. Maar ik ben zó van slag door het redden van Helena, dat ik naar mijn voeten kijk en probeer te bedenken hoe ik nu eerst die linkervoet laat zakken en dan die andere erbij. Ik ben verlamd door kippenliefde. Wat mijn hersenen al snappen, neemt mijn lijf nog niet over.
“Ik weet niet meer hoe,” zeg ik verbaasd.
We krijgen een handje. Helena en ik. Dan staan we weer op het gras. Ik kijk om me heen en roep meteen, nog steeds, of misschien opnieuw, in paniek: “Maar waar is mijn haan?!”
Ik vind Coco in de schuur, in de kippenren. Hij staat in alle rust te eten. Als ik Helena bij hem zet, eet ze meteen gezellig mee.
Wij eten ook, een uurtje later. Op het terras. Jan heeft gekookt.
Pulled chicken met couscous en een salade met mango.
“Lekker?” vraagt Jan. Ik knik en ik hoor het mezelf zeggen. “Ik ben dol op kip.”
Fotografie: @Marloes Bosch
Lees hier het hele artikel 21-29 Marjan